In zijn beroemde nummer Geef mij maar Amsterdam verwijst Johnny Jordaan naar de Amsterdamse hoofdstad met ‘Mijn Mokums paradijs’. De supporters van Ajax noemen hun club ook wel ‘The Pride of Mokum’, en in Amsterdam kun je een drankje drinken bij Bar Mokum en je haar laten knippen bij Mokum Barbers – het is niet heel moeilijk om de bijnaam van de stad ergens tegen te komen. En dat terwijl de naam Mokum oorspronkelijk niet eens Nederlands is
Mokum komt oorspronkelijk van het Hebreeuwse woord maqom (מָקוֹם), wat ‘plaats’ betekent. Er was een tijd dat mensen die Jiddisch spraken naar Nederlandse en Duitse steden verwezen met Mokum, plus de eerste letter van de naam van de stad (volgens het Hebreeuwse alfabet). Zo was Amsterdam Mokum Alef (‘plaats A’), zoals Rotterdam ook wel bekendstond als Mokum Resh en Berlijn als Mokum Beis. Maar alleen Amsterdam behield dit als bijnaam.
Mokum is een van de vele woorden die als typisch Amsterdams wordt beschouwd én Hebreeuwse wortels heeft. Denk ook bijvoorbeeld aan gabber en mesjogge. Gabber komt voor het Hebreeuwse woord voor vriend, chaver (חבר), en mesjogge komt van mesjuge (משוגע), dat ‘gek’ betekent. Deze Amsterdamse woorden komen vooral in de spreektaal voor, al zijn sommigen in een groot deel van het Nederlandse taalgebied geïntegreerd – zoals tof, dat van tov (טוֹב) komt. En dat betekent weer ‘goed’.
Deze woorden zijn via het Jiddisch in Nederland gekomen, wat voor de duidelijkheid een andere taal is dan Hebreeuws. Ze worden weliswaar geschreven in hetzelfde script, maar maken niet eens deel uit van dezelfde taalfamilie. Waar klassiek Hebreeuws een Semitische taal is, komt het Jiddisch uit een grote joodse gemeenschap die in de tiende eeuw in het huidige Duitsland woonde. Daar werd vooral een lokaal dialect gesproken; Hebreeuws werd alleen gebruikt om te bidden en uit de Bijbel te citeren. Tegelijkertijd kwamen er wel degelijk Hebreeuwse woorden in hun taal terecht. En naarmate ze steeds verder geïsoleerd raakten van de rest van de (Duitstalige) bevolking, ontstond er een nieuwe taal.
Het Jiddisch verspreidde later door Europa, en kwam ook in Nederland terecht. In de achttiende eeuw ging het vervolgens weer achteruit met het Jiddisch in Nederland, aangezien de joodse mensen steeds meer vermengd raakten met de rest van de bevolking en Nederlands een belangrijkere taal werd. Vanaf 1817 werd het Jiddisch zelfs verbannen in (joodse) scholen en synagogen. Maar niet zonder dat er toch een hoop woorden van Hebreeuwse origine in de Nederlandse taal overbleven.
Een ander voorbeeld is jatten, wat zowel ‘stelen’ als ‘handen’ betekent (of ‘hand’, als je alleen ‘jat’ zegt). Dit woord komt van het Hebreeuwse jad (יד), eveneens hand. Als je iets jat en gepakt wordt door een smeris – van het Hebreeuwse šəmirā (שמירה) wat ‘bewaker’ betekent – zou je in de bajes kunnen belanden. Dat woord is ook wel bekend als synoniem voor gevangenis, al is ‘huis van bewaring’ een wat betere definitie. Al helemaal als je bedenkt dat het van het woord bajit (בית) komt, dat ‘huis’ betekent. Het verschil tussenbeide is overigens dat mensen in een huis van bewaring geen gevangenisstraf uitzitten, maar een voorlopige hechtenis ondergaan.
De wortels van het woord bolleboos, iemand die heel slim is, heeft ook met een huis te maken: het komt voort uit bá’al habáyit (בַּעַל הַבַּיִת), wat ‘meester van het huis’ betekent. Geinig toch? (Geinig is trouwens weer afgeleid van het Hebreeuwse woord voor lieftalligheid: chén of חֵן.)
In de bajes probeer je misschien wel om stiekem te ontsnappen – stiekem is afkomstig van het Hebreeuwse woord voor stilte: sjtika (שתיקה). Daar heb je wel wat mazzel bij nodig, of mazal (מזל), zoals ze het in het Hebreeuws zouden zeggen, want als je eenmaal wordt gepakt hebben smoesjes weinig zin. (En smoesjes komt weer van lisjmoa, לשמוע, het werkwoord ‘horen’.) In dat geval zit je flink in de sores, of de tsará (צָרָה,), het Hebreeuwse woord voor problemen.
Maar als je goochem genoeg bent, of khakhám (חָכָם), lacht de vrijheid je tegemoet, wat je kunt vieren door in een café een jajem te bestellen. In Amsterdam zou je dan een jenever krijgen, maar eigenlijk komt het van het Hebreeuwse woord voor wijn: yáyin (יַיִן). Hallelujah!
Hier nog wat bonuswoorden om het af te leren:
Gotspe, afgeleid van ḥuṣpā (חֻצְפָּה, iemand die een grens heeft overschreden).
Gozer, afgeleid van chatán (חָתָן, bruidegom).
Kapsones, van ga’av’tanút (גאוותנות גַּאַוְתָנוּת, arrogantie).
Lef, van lev (לב, hart).
Pleite, van plitá (פְּלִיטָה, ontsnapping).
Porem, van pāním (פָּנִים, gezicht).
Dit blog is geschreven door docent Nederlands Yoran.